De Goudse handelsvloot tijdens de 15e eeuw
Sinds het ontstaan van Gouda is de stad een echte waterstad geweest. Het was een belangrijke schakel tussen de handel…
Vanaf het moment dat Gouda tol mocht vragen voor de doorgang van schepen groeide de stad op economisch vlak goed door. De tol was één van de belangrijkste inkomsten voor de stad en Gouda deed er dan ook alles aan om dit te behouden.
Tijdens de 15e eeuw kozen veel schippers die handelden tussen Noord- en Zuid-Nederland voor het gebruik van de rivieren in plaats van over zee. Door de eeuwen heen was er een vaste route ontstaan vanuit Rotterdam naar Amsterdam. De schepen moesten langs Dordrecht, Gouda en Haarlem om bij één van de twee steden te kunnen komen. Bij deze steden werd er dan ook hoge tol gevraagd, tot verdriet van de schippers en andere Hollandse steden.
De drie steden waren zo gebaat bij de handel en de tol, dat er alles aan werd gedaan om deze inkomsten te behouden. Hier ontstond het stedenpact van Dordrecht, Gouda en Haarlem uit. Waar grote schepen weinig keuze hadden in de vaarroute, hadden kleine schepen andere opties. Zij konden gebruik maken van andere routes, zoals varen via de Vliet bij de Lytsche Dam (het huidige Leidschendam). Bij deze dam was geen sluis, maar een overtoom (een scheepslift). Kleine schepen konden hier overheen getakeld worden, grote schepen niet en konden dus niet om de vaarroute van het stedenpact om.
Tekst gaat verder onder de afbeelding >
In het jaar 1488 kreeg Delft toestemming van de toenmalige Keizer Maximiliaan om twee verlaten ofwel sluizen in de dam te bouwen. Het stedenpact was het hier niet mee eens. Door deze sluizen ontstond er een tweede vaarroute van noord naar zuid. De komst van deze nieuwe route zou zorgen voor minder tolinkomsten, wat juist zo belangrijk was voor deze steden. Gouda nam daarop het heft in eigen handen. Het stuurde een leger van 400 man naar de Lytsche Dam om de sluizen te slopen. De Hildam in de Rotte onderging hetzelfde lot. Of het alleen Gouwenaars waren of dat het leger bestond uit inwoners van alle steden is onduidelijk.
Na de aanval beklaagden Delft en Leiden zich bij de rechter, maar die oordeelde dat Gouda rechtmatig had gehandeld. De dam bleef daardoor een grote hindernis voor steden als Delft en Leiden, waar steden als Gouda, Dordrecht en Haarlem enorm van profiteerden. Na de grote stadsbrand van 1536 in Delft kreeg de stad als gunst opnieuw toestemming om een sluis te bouwen. Dit werd nooit gedaan, omdat Delft vreesde voor acties vanuit Gouda. In 1574 werd er opnieuw toestemming gegeven voor het bouwen van een sluis, voor het Spaanse troepentransport. Echter liet Gouda de nieuwe sluis in 1577 weer verwoesten, ondanks dat het nog onder Spaanse invloed stond.
Vlak na de actie van Gouda kwam er in 1578 opnieuw een vergunning voor een sluis in de dam. Deze werd ook gebouwd. Gouda voerde hier hevig oppositie tegen en kreeg het voor elkaar dat de sluis moest worden afgebroken. In het jaar 1580 kocht Delft het recht van overtocht over de Lytsche Dam. In 1638 kreeg het het octrooi op de trekschuitroute op de Vliet. Dit zorgde voor meer verkeer op de Vliet. Ondanks dat Gouda alles in de gaten hield, konden ze uiteindelijk alleen maar accepteren dat het niet tegen te houden was. Uiteindelijk werd in 1648 een sluis gebouwd in de dam, welke nooit meer zou verdwijnen.
Bronvermelding:
– Erfgoed Leidschendam
In onze gids
Populaire rubrieken