Hoog bezoek: Napoleon kwam naar Delft en zo ging dat eraan toe

Op 21 februari is koning Willem-Alexander op bezoek in Delft. Dit is zeker niet de eerste keer dat er een royal in de stad is. De Oranjes worden hier immers begraven. Maar wist je dat er zelfs een keizer in Delft is geweest? In 1811 bracht niemand minder dan Napoleon Bonaparte een bezoekje aan de stad.
De van oorsprong Corsicaanse generaal Napoleon Bonaparte liet zichzelf in 1804 tot keizer van Frankrijk kronen. In 1810 stuurde hij zijn broer Lodewijk, toen Koning van Holland, weg en lijfde hij Nederland rechtstreeks in bij het Franse Keizerrijk.
Napoleon vond het belangrijk om alle delen van zijn keizerrijk te bezoeken. Daarom kwam hij in najaar van 1811 naar Nederland. Samen met zijn pas 19-jarige echtgenote keizerin Marie-Louise bracht hij een bezoekje aan verschillende steden. Op 25 oktober deed hij op doorreis van Den Haag naar Rotterdam ook Delft aan.
Bonen met peterseliesaus
Het stadsbestuur van Delft vond het belangrijk om de keizer feestelijk te ontvangen. Daarom werd er maar liefst 2100 gulden uitgegeven aan versieringen, voor die tijd een hele som geld. Helaas regende en waaide het toen de koetsen van Napoleon en zijn gevolg in Delft aankwamen. Maar weinig Delftenaren namen de moeite om een glimp van de keizer op te vangen.
In het gebouw van de fundatie van Renswoude aan de Oude Delft 95 (tegenwoordig Unesco-IHE) werden Napoleon en zijn vrouw op een lunch getrakteerd. Volgens de overlevering kreeg de keizer onder meer witte bonen in peterseliesaus voorgeschoteld. Daarna stapte de keizer weer in zijn koets voor een vlug bezoek aan het armamentarium (de wapenopslag, het latere Legermuseum) aan de Korte Geer.
De kanonnen van Benningh
Het bezoekje van Napoleon aan het armamentarium duurde zo kort, dat hij zijn vrouw in de koets liet wachten. Toch wist de keizer nog twee bijzondere kanonnen buit te maken. Bij de ingang van het gebouw lagen de kanonnen van Benningh. Dit waren fraai versierde kanonnen die in de zeventiende-eeuw aan Nederland waren geschonken door de Duitse wapengieter Albert Benningh.
‘C’est à moi’ (het is van mij) zou Napoleon gezegd hebben , toen hij de kanonnen zag liggen. Een paar dagen later werd het geschut inderdaad weggehaald en naar Frankrijk verscheept. Nadat Napoleon verslagen was, kwamen de kanonnen in Berlijn en Wenen terecht. Tegenwoordig staat één van deze bijzondere kanonnen in Sint-Petersburg en de andere nog steeds in Wenen.
