Delfts blauw helpt vluchtelingen Nederlands spreken

“Hoe komt het dat de grachten groen zijn? En hoe heet dat groene wat erin ligt?” vraagt Achmed in ietwat gebroken Nederlands. Hij is één van de vluchtelingen op een uitje van DelftseBuur. Vluchtelingen en Delftenaren gaan samen op stap en dit is nou typisch een vraag voor een buddy. Vandaag ga ik met de groep mee naar De Porceleyne Fles.
De meeste mensen die mee zijn woonden een jaar geleden nog in Syrië of Eritrea. De meesten zijn te voet, per boot en soms met de auto naar Nederland gekomen. Vervolgens zijn de vluchtelingen door het COA min of meer willekeurig in Delft geplaatst. En daar zijn ze dan, klaar om een nieuw leven op te bouwen. Maar er is een klein probleempje: de taal.

Summerschool
Gelukkig was daar Delftenaar Ria Pool Meeuwsen die besloot dat hier iets aan moest gebeuren. “Natuurlijk gaan ze allemaal naar de taalschool en worden ze geholpen door Participe Vluchtelingenwerk. Maar daarnaast willen ze ook gewoon vrienden maken en mensen leren kennen. Daarom besloot ik DelftseBuur te starten, een netwerk waarbij Delftenaren gekoppeld worden aan een vluchteling. Die Delftenaar gaat eens per week een kopje koffie met ze drinken, sporten of eten. Omdat er in de zomer geen taalschool is, besloot ik de summerschool te starten zodat ze wel bij blijven leren. Tijn Noordenbos van Uit de Kunst stelde zijn pand beschikbaar en De Porceleyne Fles, het Prinsenhof en de Oude- en Nieuwe Kerk wilden ook wel meewerken.”

Kroos
Ik ga als tijdelijke buddy mee met een groep vluchtelingen, op weg naar Royal Delft. Het blijkt dat de meesten al aardig zijn ingeburgerd in het Delftse. Zo vraagt Achmed me hoe het komt dat de grachten zo groen zijn. Het zijn simpele dingen die elke Delftenaar wel wil weten. Als ik antwoord dat het ‘kroos’ heet en het gewoon een sterk plantje is dat zich fanatiek uitbreid in het voorjaar en de zomer, praat Achmed me keurig na: aah, króóós!

Nieuwsgierig
Maar goed, De Porceleyne Fles dus. Als we binnenkomen zijn de meeste mensen van de groep wat terughoudend en verlegen. De rondleiding kan in het Engels, maar hier steekt Ria een stokje voor: “We willen alles in het Nederlands. Ze komen hier om Nederlands te leren!” En dus wordt de rondleiding in langzaam Nederlands gegeven. Als we bij de meesterschilder aankomen die het aardewerk schildert, komen de meeste mensen een beetje los. De eerste vragen worden gesteld, hetzij gebrekkig gesproken en met een woordje Engels erdoorheen. Maar nieuwsgierig is iedereen wel wel: Als we bij een – namaak – schilderij van Vermeer stoppen, staan Ria en ik wel 5 minuten aan Hamed uit te leggen dat eigenlijk niemand weet wie het meisje met de parel is.

Bouwkunde
Tijdens de rondleiding hoor ik het verhaal van Ahmad Alzarkaoui en zijn vrouw Banan Azizieh. “We zijn 1 jaar geleden hier gekomen”, vertelt Ahmed. “Het afgelopen jaar hebben we heel hard gestudeerd op ons Nederlands: inmiddels hebben we het eerste niveau gehaald. Komend jaar ga ik het tweede niveau halen en ernaast wis- en natuurkundevakken volgen.” Dat doet hij niet voor niets: “In Syrië studeerde ik bouwkunde. Zodra ik mijn toelating op zak heb, ga ik hier in Delft verder studeren.”

Normaalste zaak van de wereld
De buddy van Ahmed en Banan kon er niet bij zijn vandaag, maar er zijn wel andere buddy’s aanwezig om antwoorden te geven op de grote hoeveelheid vragen die de meesten hebben. Voor deze vrijwilligers klinkt het alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat ze buddy zijn. “Ik heb toch tijd over”, vertelt student Industrieel Ontwerp Julia. “Ik zag dat ze mensen nodig hadden en dacht: waarom niet? Zo kan ik iets terug doen voor leeftijdsgenoten. Mijn huisgenoot doet nu ook mee, dus kunnen we mooi iets met z’n vieren afspreken.”
Delft vinden de deelnemers allemaal even mooi. “Mooie straten, vriendelijke mensen”, krijg ik steevast te horen. Maar waar ze wel aan moeten wennen? Onze manier van communicatie: “iedereen is hier wel heel direct, haha.”