Toen & Nu: de Amsterdamse pleinen
Niets leuker dan oude plaatjes van Amsterdam te vergelijken met foto’s van nu. Zo kun je goed zien hoe de…
Misschien weet jij het oude weeshuis, koetshuis en ketelhuis wel te vinden in Amsterdam. Maar weet je ook hoe deze gebouwen ontstaan zijn? Deze zes gebouwen waren vroeger onmisbaar in onze stad.
In 1874 werd kinderarbeid met de wet verboden. Gevolg: arme ouders moesten hard werken om rond te komen en veel kinderen zaten verwaarloosd thuis. Ook waren er veel weeskinderen in die tijd. Die kinderen moesten allemaal naar het weeshuis. De rijkere bovenklasse was bang dat die kinderen zorgden voor een toename van de jeugdcriminaliteit. Om dat te voorkomen, werden er kinderwetten en weeshuizen gecreëerd.
Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen de weeshuizen langzaam. Mensen leefden langer en de levensstandaard werd beter. Het werd in die tijd ook steeds gebruikelijker dat familieleden van overleden ouders het weeskind in huis namen.
Het gebouw van het voormalige weeshuis in Amsterdam staat er nog steeds. Dit gebouw vind je aan de Kalverstraat. Tegenwoordig zit hier het Amsterdam Museum.
Bron: NPO Kennis
Natuurlijk kennen we de badhuizen van de Romeinen, maar wist je dat zij niet de enige waren die badhuizen hadden? Duizenden jaren later, in de negentiende eeuw, verschenen de badhuizen ook in Nederland. Zo ook in Amsterdam. De gewone arbeiders woonden toen in simpele huizen, vaak zonder badkamer. In die tijd kwam er ook steeds meer aandacht voor hygiëne. De woningbouwvereniging liet daarom een badhuis bouwen. Zo kon de stadbevolking zich in ieder geval één keer per week opfrissen.
Mannen en vrouwen zaten gescheiden van elkaar en kozen tussen een stortbad (een douche) of een kuipbad. Die laatste was duurder. Meestal kreeg je 10 minuten de tijd voor je baddersessie en dat was inclusief aan- en uitkleden. Badhuizen bleven in veel steden nog lange tijd bestaan, soms zelfs tot in de de jaren tachtig.
Het eerste badhuis dat de gemeente Amsterdam zelf had gebouwd, werd in 1911 geopend aan de Funenkade, daar zit nu Brouwerij het IJ. Het tweede volgde in 1916, aan de Zaanstraat. Wethouder De Miranda kwam in 1920 met zijn ‘Badhuizenplan’, dat leidde tot de bouw van nog eens zeven badhuizen, veelal op prominente locaties om maar zoveel mogelijk mensen aan te sporen tot een wekelijks bad. Elke buurt had nu een eigen badhuis.
In 1933 werd in de gemeentelijke bouwverordening bepaald dat elke nieuwe woning een eigen douche moest hebben. Gaandeweg liep daardoor het bezoek aan de badhuizen terug. Op het hoogtepunt in 1956 werden 1,9 miljoen bezoeken gebracht aan de badhuizen; in 1986 waren het er nog 80.000. In de jaren 1980-90 werden de laatste badhuizen gesloten.
Bron:
Hedvvich.nl, amsterdamopdekaart.nl.
De naam ‘ketelhuis’ ontstond doordat er stoomketels in dit gebouw stonden. Eind achttiende eeuw en begin negentiende eeuw was dit de manier om machines aan te drijven of warmte op te wekken. Dit gebeurde door in de stoomketels kolen, olie of gas te verbranden. De stoom die hierbij vrijkwam werd gebruikt voor de aandrijving van machines.
De industriële revolutie kwam dankzij deze stoommachines in een stroomversnelling. Er konden zo steeds grotere fabrieken worden gebouwd. Echt veilig waren de stoomketels niet. Het opwekken van stoom bracht namelijk risico’s met zich mee, zoals stofvorming, brand of zelfs ontploffingen. Daarom werd een ketelhuis altijd apart van de fabriek gebouwd.
Op sommige plekken in Nederland zijn ketelhuizen nog steeds in gebruik. Op het terrein van het Cultuurpark Westerpark staat het in 1903 gebouwde ketelhuis van de Westergasfabriek. Sinds 1999 heeft Het Ketelhuis de functie van bioscoop.
Bron: Wikipedia
De meeste koetshuizen in Nederland werden in de negentiende eeuw gebouwd, maar in Amsterdam stonden de eerste koetshuizen er al eind zestiende eeuw. In die tijd waren er nog geen auto’s, de rijke mensen werden toen met paard en wagen rondgereden. En dat was ‘zien en gezien worden’. Ook de koetshuizen zelf waren ondergedompeld in een laag glitter en glamour. Het tuig en de wagen stonden uitgestald en vaak waren de paarden met zorg uitgekozen zodat ze dezelfde look hadden. Een koetshuis bij je woning was een echt statussymbool.
De koetshuizen herken je aan de hoge inrijdeuren. Een koetshuis was meestal dan ook onderdeel van een landhuis, kasteel of stalhouderij. Later, toen auto’s werden uitgevonden, werden koetshuizen ook gebruikt als garage.
In Amsterdam staan nog steeds koetshuizen. Eén daarvan vind je bijvoorbeeld aan de Keizersgracht en is onderdeel van Museum van Loon.. Tegenwoordig kun je dit bezoeken als je ook het museum bezoekt. Samen met de tuin en het grachtenhuis vormt het een uniek geheel dat nergens anders in Nederland in deze originele omvang te bezichtigen is.
Bronnen: Wikipedia, absolutefacts.nl
Amsterdam staat bekend om de pakhuizen, dit is omdat onze stad in de zeventiende eeuw de stapelmarkt van Europa was. Goederen van over de hele wereld werden hier opgeslagen in de pakhuizen.
De eerste pakhuizen werden rond 1600 al gebouwd. Typisch voor een pakhuis is dat het huis heel diep is: gemiddeld zo’n 30 meter. Daarnaast hebben de meeste pakhuizen een hijsbalk bovenaan de gevel. Via die hijsbalk was het makkelijk om goederen uit de schepen omhoog te hijsen. De vrachten werden vooral per boot vervoerd, daarom staan pakhuizen vaak aan een gracht.
Er zijn veel pakhuizen bewaard gebleven, zo tussen de 600 en 700. Bijna al deze pakhuizen staan aan een gracht: de goederen werden op platschuiten aangevoerd. Sommige grachten bestaan voor een groot deel uit pakhuizen, zoals de Brouwersgracht en de Oude Schans. Het Prinseneiland (westelijke eilanden) bestaat bijna helemaal uit pakhuizen. Veel pakhuizen zijn ook te vinden op de Prinsengracht en de Oudezijds Kolk.
De meeste Amsterdamse pakhuizen zijn inmiddels verbouwd tot appartementen. Om dit mogelijk te maken, zijn de pakhuisluiken vervangen door glazen ramen, maar bij veel pakhuizen heeft met de luiken in geopende toestand gehandhaafd. Het beeld van de Amsterdamse pakhuizen is daardoor wel ingrijpend veranderd: vroeger bleven de luiken meestal gesloten.
Bronnen: IsGeschiedenis, Wikipedia
Veel kerken blijven over het algemeen als religieuze ontmoetingsplek in gebruik. Maar toch krijgen ze soms een andere bestemming. Een mooi voorbeeld daarvan is in Amsterdam het gebouw van Paradiso. Het gebouw aan de Weteringsschans is in eerste instantie gebouwd door en voor de Vrije Gemeente in 1879.
In 1968 werd er Paradiso opgericht. Dat kennen we allemaal en grote kans dat jij hier al meermaals de voetjes van de vloer hebt gegooid.
Blijf op de hoogte
Schrijf je in voor de nieuwsbrief van indebuurt Amsterdam en blijf op de hoogte van alles in en om Amsterdam.
In onze gids
Populaire rubrieken
In onze gids
Populaire rubrieken
Topper