Toen in Almelo: De Riet heeft al bijna honderd jaar een eigen station
In het jaar 1865 ging Station Almelo open. Vanaf hier ging de trein naar Oldenzaal en de Duitse stad Salzbergen….
Weet jij het oude weeshuis, koetshuis of ketelhuis te vinden in Almelo? Weet je ook hoe deze gebouwen zijn ontstaan? Deze vijf gebouwen waren vroeger onmisbaar in onze stad. We vertellen je waarom.
In 1874 werd kinderarbeid bij wet verboden. Gevolg: arme ouders moesten hard werken om rond te komen en veel kinderen zaten verwaarloosd thuis. Ook waren er veel weeskinderen in die tijd. Die moesten allemaal naar het weeshuis. De rijkere bovenklasse was bang dat die kinderen zorgden voor een toename van de jeugdcriminaliteit. Om dat te voorkomen, werden er kinderwetten en weeshuizen gecreëerd.
Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen de weeshuizen langzaam, meldt NPO Kennis. Mensen leefden langer en de levensstandaard werd beter. Het werd in die tijd ook steeds gebruikelijker dat familieleden van overleden ouders het weeskind in huis namen.
Lees verder onder de foto >
De eerste steen van het weeshuis aan de Wierdensestraat in Almelo is op 16 juni 1853 gelegd. Het nieuwe gebouw werd in maart 1855 in gebruik genomen. Op de voorgevel stond de naam ‘Johanna Frederika Peitsch’, zij was de enige dochter van het echtpaar Peitsch. Het meisje is op jonge leeftijd gestorven en haar ouders schonken een flink bedrag aan het weeshuis.
De weeskinderen werden verpleegden genoemd. Ze hadden een weesvader en een weesmoeder. Het echtpaar Jacob van der Burg en Henriëtte Borst uit Gouda deed dat als eerste. Zij begonnen hun gezin met vier wezen. De weeskinderen werden er goed gekleed en gevoed. De jongens leerden een vak en de meisjes werden opgeleid in ‘nuttige zaken’ zoals breien, naaien en huishoudelijke taken.
Natuurlijk kennen we de badhuizen van de Romeinen, maar wist je dat zij niet de enige waren die badhuizen hadden? Duizenden jaren later, in de negentiende eeuw, verschenen de badhuizen ook in Nederland. Ook in Almelo. De gewone arbeiders woonden toen in simpele huizen, vaak zonder badkamer. In die tijd kwam er ook steeds meer aandacht voor hygiëne. De woningbouwvereniging liet daarom een badhuis bouwen. Zo kon de stadbevolking zich in elk geval één keer per week opfrissen.
Mannen en vrouwen zaten volgens Hedvvich.nl gescheiden van elkaar en kozen tussen een stortbad (een douche) of een kuipbad. Die laatste was duurder. Meestal kreeg je 10 minuten de tijd voor je baddersessie en dat was inclusief aan- en uitkleden. Badhuizen bleven in veel steden nog lange tijd bestaan, soms zelfs tot in de de jaren tachtig.
Lees verder onder de foto >
In 1927 werd de benedenverdieping van de voormalige HBS (Hoogere Burgerschool) aan de Hofstraat omgebouwd tot een gemeentelijk volksbadhuis. De tarieven van een particulier badhuis, bij de fabriek van Palthe, waren volgens de communistische partij in de gemeenteraad van Almelo namelijk te hoog.
Op 1 mei 1930 werd het badhuis in gebruik genomen. Je kon er een stortbad 2e klas nemen voor 10 cent per keer. Een stortbad is een douche, maar dan niet met zo’n fijne douchekop als tegenwoordig. Het water kwam met groot geweld naar beneden. Voor 15 cent kon je ook in bad gaan, een kuipbad 1e klas werd dit genoemd.
De naam ‘ketelhuis’ ontstond doordat er stoomketels in dit gebouw stonden. Eind achttiende eeuw en begin negentiende eeuw was dit de manier om machines aan te drijven of warmte op te wekken. Dit gebeurde door in de stoomketels kolen, olie of gas te verbranden. De stoom die hierbij vrijkwam werd gebruikt voor de aandrijving van machines.
De industriële revolutie kwam dankzij deze stoommachines in een stroomversnelling, staat op Wikipedia. Er konden zo steeds grotere fabrieken worden gebouwd. Echt veilig waren de stoomketels niet. Het opwekken van stoom bracht namelijk risico’s met zich mee, zoals stofvorming, brand of zelfs ontploffingen. Daarom werd een ketelhuis altijd apart van de fabriek gebouwd.
Lees verder onder de foto >
Ketelhuizen had je ook in Almelo, onder meer bij de Twentsche Stoom-Beijersch-Bierbrouwerij. In 1873 richten de broers Wolter, Jan en Gerrit Hagedoorn deze brouwerij op. In het begin was deze bescheiden van opzet. In 1889 werd er een machine-ketelhuis bijgebouwd met een schoorsteen van dertig meter. In het machine-ketelhuis stonden een stoommachine en een stoomketel. Deze werden gebruikt voor de brouwerij en voor het fabriceren van ijs.
De meeste koetshuizen in Nederland werden in de negentiende eeuw gebouwd. In die tijd waren er nog geen auto’s, de rijke mensen werden toen met paard en wagen rondgereden. En dat was ‘zien en gezien worden’. Ook de koetshuizen zelf waren ondergedompeld in een laag glitter en glamour. Het tuig en de wagen stonden uitgestald en vaak waren de paarden met zorg uitgekozen zodat ze dezelfde look hadden. Een koetshuis bij je woning was een echt statussymbool.
De koetshuizen herken je aan de hoge inrijdeuren. Een koetshuis was meestal dan ook onderdeel van een landhuis, kasteel of stalhouderij. Later, toen auto’s werden uitgevonden, werden koetshuizen ook gebruikt als garage. (Bronnen: Wikipedia, absolutefacts.nl)
Lees verder onder de foto >
In Almelo kun je nog steeds een koetshuis vinden, onder meer op het Landgoed Bellinckhof. En ook op andere plekken in Almelo had je koetshuizen, sommige zijn verdwenen en anderen worden inmiddels bewoond.
Amsterdam staat bekend om de pakhuizen, maar wist je dat er in Almelo ook pakhuizen zijn? In Almelo staan ze bijvoorbeeld aan de Poulinkstraat.
De eerste pakhuizen werden rond 1600 al gebouwd. Typisch voor een pakhuis is dat het huis heel diep is: gemiddeld zo’n dertig meter. Daarnaast hebben de meeste pakhuizen een hijsbalk bovenaan de gevel. Via die balk was het makkelijk om goederen uit de schepen omhoog te hijsen. De vrachten werden vooral per boot vervoerd, daarom staan pakhuizen vaak aan een gracht. (Bronnen: IsGeschiedenis, Wikipedia)
Lees verder onder de foto >
Ook in Almelo waren veel pakhuizen. Sommigen zijn gesloopt, anderen zijn er nog. Het pakhuis SESA in Almelo is vandaag de dag omgetoverd in mooie appartementen.
In 1862 werd het pakhuis gebouwd in opdracht van de stoomspinnerij Fa. J.J. Engberts en Co. Later was het pand onderdeel van het SESA-fabriekscomplex (de Tricot-, Kapok- en Veerenfabriek Scholl Engberts en Scholten). Eind jaren 70 van de vorige eeuw is het complex afgebroken, alleen het pakhuis is overgebleven. Tegenwoordig is het pand een rijksmonument.
Blijf op de hoogte
Schrijf je in voor de nieuwsbrief van indebuurt Almelo en blijf op de hoogte van alles over en rondom Almelo.
In onze gids
Populaire rubrieken